“Smetana, Sjostakovitsj – Pianotrio’s” • cd
(geluidsfragment volgt nog)
Componist(en):
- Bedřich Smetana (1824-1884)
- Dmitri Sjostakovitsj (1906-1975)
- Ensembl’Arenski
Et’cetera KTC 1606 • DDD-54’ . 1CD . 8711801016061 . 22/10/2017 . ET’CETERA RECORDS
Deze cd is te koop voor €21.50 per cd incl. BTW.
BEDRICH SMETANA
PIANO TRIO IN G MINOR, OP. 15
DMITRI SHOSTAKOVICH
PIANO TRIO IN E MINOR, OP. 67
Met het Ensembl’Arenski levert het Belgische opleidingsinstituut Muziekkapel Koningin Elisabeth opnieuw een pianotrio van formaat af. Voor hun debuut-cd koos dit trio niet bepaald lichtvoetige kost. Zowel Bedřich Smetana als Dmitri Sjostakovitsj componeerden hun trio na een verlammend verlies. Smetana probeerde de dood van zijn zeer getalenteerde dochtertje te bezweren met krachtige muzikale formules en lieflijke herinneringen. In het derde deel wordt een koortsachtige onrust treffend verklankt. Als de gemoederen oververhit dreigen te raken brengt de cello kalmte en bezinning. Sjostakovitsj kon naar eigen zeggen maandenlang niets componeren na de plotselinge dood van zijn vriend Ivan Sollertinski. Maar het eerste deel van zijn pianotrio was al bijna klaar toen de onheilstijding hem bereikte.
Met dit grote verdriet hebben de ijzige flageoletten in de vioolsolo en de schoorvoetend troostende tweede stem in de cello waarmee het trio opent dus niets te maken. En juist in het tweede deel herken je de vrolijke acrobatische toeren van Sjostakovitsj uit duizenden. Des te harder komt het intense en doorleefde derde deel binnen. Met een Joods thema herdenkt Sjostakovitsj zijn vriend Sollertinski in het vierde deel. De humor heeft iets verbetens en dreigends. De drie jonge Belgische vrouwen beheersen hun materiaal uitstekend.
Jammer dat de cd na een krap uurtje al afgelopen is.Carine Alders
bronvermelding: “Luister” artikel Geluisterd APRIL 2018
Dmitri Sjostakovitsj componeerde zijn Pianotrio Nr. 2 in e-mineur, Op. 67
In de nasleep van een tragische gebeurtenis: op 11 februari 1944 was een van zijn dierbaarste vrienden gestorven aan een hartaanval. Verdriet verlamde Sjostakovitsj’ creativiteit, en hij voltooide het pianotrio pas in augustus van dat jaar. De componist was niet de eerste die een pianotrio schreef om een overleden geliefde te betreuren. In 1882 droeg Tsjaikovski zijn Pianotrio in a-mineur, Op. 50 op aan zijn vriend en mentor Nikolaj Rubinstein. En toen Tsjaikovski in november 1893 zelf overleed, werd de componist door Rachmaninoff geëerd met diens Trio élégiaque Nr. 2. Een jaar later componeerde Arenski op zijn beurt een elegisch trio ter nagedachtenis van de cellist Karl Davidov. Deze muzikale traditie lijkt ontstaan te zijn in 1855 met Smetana’s Pianotrio in
g-mineur, dat hij schreef na het verlies van zijn dochter. Hoewel er bijna een eeuw zit tussen Smetana’s Pianotrio en dat van Sjostakovitsj, drukken de twee werken dezelfde rauwe emoties uit – diepe, aanslepende tristesse, vlagen van woede en dierbare momenten van hoop – die onafscheidelijk zijn van het rouwproces.
Bedřich Smetana (1824-1884): Pianotrio in g-mineur, Op. 15 (1855)
Bedřich Smetana, die bekend staat als de vader van de Tsjechische muziek, wordt vaak gevierd om zijn symfonische werk – vooral zijn symfonische cyclus Má vlast (‘Mijn vaderland’) – en zijn komische opera “De verkochte bruid”. Vroeg in zijn carrière schreef hij verschillende klavierstukken, maar van zijn allereerste pogingen om kamermuziek te schrijven blijft alleen zijn Fantasia op een Boheems volkslied (1843) voor viool en piano over. Het Pianotrio in g-mineur, Op. 15 is niet alleen zijn eerste volwassen kamermuziekstuk, maar überhaupt zijn eerste grote werk. Smetana componeerde het trio in een van de moeilijkste periodes uit zijn leven. Op 6 september 1855 verloor hij zijn vierjarige dochter Bedriška aan roodvonk. Van zijn vier dochters was ze de tweede die overleed in de kindertijd. Het verlies van Bedriška was een des te hardere klap voor Smetana omdat het meisje blijk gaf van een uitzonderlijk muzikaal talent. Haar dood zette de componist aan tot het schrijven van het trio, zoals hij aangaf in een brief aan een vriend: “Het verlies van mijn oudste dochter, een uitzonderlijk getalenteerd kind, was de aanleiding voor het schrijven, in 1855, van de kamercompositie Trio in g-mineur.” Op 22 november 1855 was het trio af, en het werk ging op 3 december van dat jaar in première in Praag. Het Pianotrio, een elegie voor Smetana’s dochter, drukt vanaf de eerste noot de pijn van verlies uit. De viool opent de eerste beweging met een reeks zieltogende zuchtfiguren in het laagste register. Vervolgens komen de cello en piano erbij, om met respectievelijk een tegenmelodie en een ritmische hartslag het droeve verhaal van de viool kracht bij te zetten. De beweging in haar geheel toont dan wel de overweldigende kracht van wanhoop, maar ze bevat ook lichtere, hoopvollere momenten. Het tweede thema is bijvoorbeeld geschreven in majeurmodus en lichtvoetiger van aard. Smetana omschreef de melodie als zijn overleden dochters favoriet; het thema staat toe even te ontsnappen uit de overheersende tristesse van de beweging. Het hoofdthema van het Allegro, ma non agitato is een energieke polka, vol scherpe accenten en plotse juxtaposities van forte en piano. De twee alternativo-secties in majeurmodus zijn daarentegen vloeiend en lyrisch. De eerste is pastoraal van aard, de andere breedvoerig en plechtstatig, maar allebei vormen ze een passend tegenwicht tegen de puntige accenten van de levendige polka. Het Presto barst van de energie. Een schijnbaar eindeloze stroom van drie tegen twee imiteert de galop van een paard, en doet enigszins denken aan het stuwende ritme van Schuberts Erlkönig, waarin een vader zijn paard aanjaagt om zijn zoon van de dood te redden. In Smetana’s Presto transformeert die galop in soberdere, delicate lyriek die uiteindelijk opbouwt naar een krachtige begrafenismars, met in de pianopartij een donderende linkerhand die zorgt voor een jachtige trommelslag. Het werk vindt zijn hoogtepunt in een uitgelaten g-majeur, waarbij de viool en cello eensgezind een slotakkoord van hoop en volharding zingen.
Ensembl’Arenski
Claire Dassesse violin
Aurore Dassesse cello
Stephanie Proot piano
De eerste ontmoeting tussen Stephanie Proot en de zussen Claire en Aurore Dassesse vond plaats in de herfst van 2012, toen ze door concertorganisator Euterpe waren uitgenodigd om het Pianotrio in d van Anton Arenski te vertolken. Het concert was een eclatant succes, waarop de drie dames beslisten de eerder toevallige samenwerking als een permanent ensemble verder te zetten. Hun eerste gezamelijke
wapenfeit indachtig, doopten Claire, Aurore en Stephanie de kamermuziekgroep Ensembl’Arenski, een welgekozen naam die hen ook toelaat in wisselende bezettingen voor het voetlicht te treden. Als pianotrio kijken de drie musici met een frisse blik naar het grote repertoire. Tegelijkertijd laten ze het publiek kennismaken met minder bekende werken. Op zoek naar het perfecte samenspel ging Ensembl’Arenski binnen de muren van de Brusselse Muziekkapel Koningin Elisabeth in de leer bij het befaamde Artemis Quartett. De groep verscheen al in de programmaboeken van talloze binnen- en buitenlandse concertorganisaties, waaronder De Bijloke, Festival Musiq3, het Muziekinstrumentenmuseum en Concertgebouw Brugge.
In 2017 werd Ensembl’Arenski verkozen tot Supernova, een duwtje in de rug voor onder andere een concerttour doorheen België en de uitgave van een eerste cd. De drie leden van het ensemble kunnen een
hoop persoonlijke muzikale ervaringen delen met hun compagnons, ervaringen die ze opdeden tijdens hun studies, doorheen indrukwekkende wedstrijdparcoursen, bij het spelen van talloze concerten en dankzij inspirerende ontmoetingen met collega’s wereldwijd.
Claire Dassesse (°1989) ontdekte de viool op 6-jarige leeftijd waarna ze van 2004 tot 2007 haar muzikale parcours voortzette als ‘jong uitzonderlijk talent’ aan de Muziekkapel Koningin Elisabeth bij Augustin Dumay en Tatiana Samouil. Vervolgens verwierf ze haar bachelor aan het Koninklijk Conservatorium te Brussel in de klas van Igor Oistrakh. Tussen 2009 en 2015 haalde ze, onder de hoede van Mihaela Martin, in de Haute Ecole de Musique de Genève en de Hochshule für Musik und Tanz Köln twee masters en het Konzertexamen. Die studieijver wierp zijn vruchten af, want Claire mocht onder andere de eerste prijzen op de Breughel-, Didier Noé-, Deru- en de befaamde Vieuxtempswedstrijd bijschrijven op haar palmares en wist ook de Nancy Philippartbeurs in de wacht te slepen. Ze trad als soliste op met het Slovakia Sinfonietta Orchestra en het Orchestre des Pays de Savoie, speelde in zalen als het Royal Opera House in London, Flagey en het Koninklijk Paleis in Brussel…en verzorgde liveopnames voor de Zwitserse radio, RTBF en Franse Musique. Sinds 2013 is ze ook permanent aan de slag bij het Orchestre de la Suisse Romande.
Aurore Dassesse (°1991) begon haar cellostudies op 7-jarige leeftijd. Na les te hebben gevolgd bij Ilia Laporev, werd ze in 2003 als ‘jong uitzonderlijk talent’ toegelaten tot de klas van Justus Grimm in de Muziekkapel Koningin Elisabeth. Vervolgens studeerde ze bij Hélène Dautry, als student van het Conservatoire de Paris, en begon Aurore haar bachelorjaren bij Grimm aan het Conservatorium van Antwerpen. Sinds 2012 studeert ze in de Hochschule für Musik te Saarbrücken bij Gustav Rivinius en is ze op weg om na een bachelor- en masterdiploma ook een solistendiploma te bemachtigen. Aurore was succesvol in verschillende competities. Zo won ze onder meer de Breughelwedstrijd en het Concours Européen pour Jeunes Solistes te Luxembourg en werd ze tot Young Belgian Talent verkozen door The Bayard Patnership. Ze was te gast in de grote Belgische huizen en belandde als lid van het European Union Youth Orchestra op de podia van de Royal Albert Hall in Londen, het Berlijnse Konzerthaus en het Concertgebouw van Amsterdam.
Stephanie Proot (°1987) behaalde in 2009 haar masterdiploma aan het Antwerpse Conservatorium in de klas van Levente Kende. Ze vervolgde haar vorming als solist bij Ramzi Yassa aan de Ecole Normale Alfred Cortot te Parijs en bij Abdel Rachman El Bacha in de Muziekkapel Koningin Elisabeth. Haar laatste mentor is Lev Natochenny, bij wie ze tot 2016 aan de Frankfurter Hochschule für Darstellende Kunst und Musik studeerde. Als kind mocht Stephanie zegevieren in zowat alle Belgische wedstrijden. Daarna kaapte ze ook op internationale competities (onder meer in Mée-sur-Seine, Madrid, Porto, Shanghai, London, Zagrab en Bonn) vaak de hoogste prijzen weg en werd ze niet zelden tot publiekslieveling gekroond. In 2012 was het goed raak en won ze vier wedstrijden op een rij (in Wernigerode, Massarosa, Granada en Leuze). Een jaar later was ze halvefinaliste van de Koningin Elisabethwedstrijd. Voor haar vertolkingen in binnen- en buitenland prijst een unanieme pers Stephanie om haar geraffineerde, expressieve en kleurrijke spel. Onderhand is Stephanie ook zelf docent en combineert ze haar concertcarrière met het begeleiden van jong aanstormend talent.