“Flair Obscur” – Le Miel
Hoe heten zij?
die twee daar van namaakgoud
tot antraciet bevroren
op sokkel
bloot voor iedereen te kijk gezet
zijn zij één in twee
dezelfde stierenkop op twee lijven aangebracht
identieke voor- en achterkwartieren
tijd die naar haar einde loopt
één log gapend
van wat moet jij hier
mag jij wel wandelen door mijn poort
de ander heeft zich voorgenomen
om vlees en bloed
duur te verkopen
of hier soms nog wat te verdienen valt?
Le Miel – september 2009 Kuregem
Kuregem, luilekkerland
zigaret zigaret
een spoor van glas
in trance loop ik verder op een schittering van glas
uneuro uneuro
neurotisch tast ik naar mijn zakken
valsgekweekte onveiligheid
ingezaaid wantrouwen
bang om even los te laten
vooroordeel en ergernis
schuifelend op gladde medeklinkers
ieder gangpad
op en af
look en munt tot perslucht uitgebracht
waseming van prei en selder
opgetoetst met goudsaffraan
schouder aan schouder voet voor voet
de bedelaar in zijn hemd
de dame in een vellen frak
kinderwagen boodschappentas
plastiek zakken vogelen door de blauwe lucht
duiven zitten spottend voor zich uit te kijken
op een woeste stierenrug
zoete geur van olie
in essences van rozemarijn
koriander ’t liefje van een ander
met het zwarte raffiahaar
zou ze nog een zuster hebben
maakt mijn wit vel hier een kans?
ontsnapte tomaten
wortels poterig op de plank getast
koop uw kolen in de zomer
loop de schoenen van uw zolen
dronken van de kleurenweelde
snuffel ik verder in de pas
druppels op het zadeldak
meters stof
taterende mensen van hak naar tak
ongegeneerd het ondergoed
onfatsoenlijke overvloed
brede maten, smalle maten
alles wordt hier vrijgegeven
nieuwigheden, einde reeks
overstock
schroevendraaier, onderrok
gouden kettingen, epauletten, huidkleurige korsetten
valse tetten en plastieken mitrailletten
citroen in pekel ingemaakt
haring vet tot op de graad
striemend voelt de boodschappentas
vingers haken ijzig wit
zoet de geur van echte boerenfriet
bintje passeert het kunstgebit
gouden tand, naar mijnen tand
Kuregem, luilekkerland